Boskabouter Wouter Wijs stond met zijn koopwaar, zoals elke woensdagmiddag, op de kruising van de Dorpstraat en de Wildeheersweg.
“Kraak-piep-tik-schraaaap.”
“Aha!” dacht hij “daar komt de boerin op haar kabaalfiets. Precies op tijd, maar wat vreemd dat zij een lange wollen mantel aan heeft.”
“Ha Wouterbosboutertje! Graag drie ons woedezwammen. Vers! Vers! Want ik heb een volle agenda.”
“Tuurlijk, extra vers!” zei Wouter.
“En hoe is het met jouw dochter Isje? Beter nu toch, Wouter? Weet ik al. Jah.” zei de Boerin.
Wouter antwoordde “Ja hoor, mijn dochter wenst weer van alles en nog wat nu dat haar gebroken wensbot geheeld is. Anders nog iets?”
“Eén kikkerschedel gemalen vuurtong want het wordt zeker kouder.”
“Tot volgende week?” vroeg Wouter.
“Welzeker.” zei de Boerin. Ze gaf de boskabouter een gouden muntje en fietste weg.
Wouter dook dieper in zijn jekker. Het leek dat de boerin gelijk had.
“Knakkekraak!” hoorde hij van achteren.
Wouter keek om maar er was niets. Vervolgens raakte iets zijn achterhoofd. Hij keek weer rond maar er was echt niets!
“Een truc is dit!” zei hij.
Ineens was er een rotte geur en daarna een warme lucht op zijn hoofd. Hij draaide zich langzaam om en stond neus aan neus met een enorm zwart paard. Hij sprong meteen twee meter de lucht in en toen hij de rijder zag, slaakte hij een schreeuw: “Whaaaaaaaaa” en viel op de grond.
De rijder keek naar beneden en vroeg “Ben jij de boskabouter die woedezwammen verkoopt?”
“U bent op het juiste adres mijnheer, en uw naam is…?” Wouter verrekte haast zijn nek om de rijder aan te kunnen kijken, zo groot was hij. Hij bleef op zijn paard zitten.
“Blod de Reus van de Zwarteberg.” mompelde de rijder.
“Beste mijnheer de Reus, mijn woedezwammen geven een drievoudig inzicht. Ongeëvenaarde kwaliteit. Perfect voor Zieners, Wurdbuigers en Avonturiers.”
“Waar komen die vandaan?” vroeg Blod.
Wouter die bezig was de zwammen in te pakken bralde, “Ja, ik ben trots op mijn dochters Isje, Wasje en Wordtje. In het Berkenbosch werken ze de hele nacht door. Niet makkelijk. Wijsheid kweken. Eén ons genoeg?”
Blod griste het berkenbastpakket en reed richting de Zwarteberg zonder groet nog dank maar er lag een gouden muntje op de grond. Wouter beet erop.
Die nacht sliep Wouter slecht. Hij droomde van chaos en ellende. De rest van de week verliep vrij normaal tot woensdagmiddag. Daarna ging alles mis. Zijn jongste dochter, boskabouter Wordtje, lag niet in haar bed uit te slapen toen hij keek. Zij was er niet! Hij raakte in een paniek.
“Waar is mijn Wordtje?” brulde hij.
Isje en Wasje werden meteen wakker en Isje zei: “Ik kan het je vertellen. Ik weet wat is Papa! Zij zit vastgemaakt aan een ketting op de Zwarteberg. Diep in een grot! Ik weet wat is!”
Zijn oudste dochter Wasje rolde haar slaperige ogen en zei: “Ik weet wat het was. Ik weet donders goed wat was. Het was de macht van het toekomst kunnen zien. Het kwam door haar zwammen en voorspellende krachten dat ons zusje verdween. In de duisternis van het Berkenbosch zag ik een zwart paard. Ik weet wat was vader!”
“Een zw-zw-zwart paard?” stotterde Wouter.
Stipt op tijd die middag kwam de boerin naar de kruising om haar wekelijkse kruiden te kopen. Tevreden klanten vulden haar agenda. Wouter pakte haar dubbele bestelling in terwijl hij niet zijn vrolijke zelf was. De boerin sloeg er geen acht op. Zij had het veel te druk, te veel om over na te denken en fietste snel terug naar de boerderij. Wouter wachtte een extra drie uur op de kruising want hij hoopte dat Blod zou verschijnen, maar niet.
Die nacht sliep hij slecht en droomde van de dood.
”Klop! Klop! Klop!” Hij sprong uit zijn bed. Zijn hart deed zeer van de schrik. Toen werd de markthoorn zes keer geblazen en er was weer gebons op zijn voordeur. Voorzichtig deed hij open en een woedende boerin stoof naar binnen.
“Jij hebt mij slechte zwammen verkocht! Ik zie wat is en wat was maar niet meer wat wordt! Niets verdient! Niets!”
“Meen je dat Boerin? Echt? Dan vrees ik dat wat mijn dochters beweren waar is.”
“Wat zeg je kabouter?”
“Blod heeft Wordtje ontvoerd. Daarom zie je niet meer wat wordt.”
“Blod? De Reus? Van de Zwarteberg? Hoe weet Blod van Wordtje’s kunsten?” Ze greep Wouter bij de strot en tilde hem op.
“Kleine kabouter. Grote gaffel. Ben jij zo’n opschepper dat je alles moest verklappen? Ga Wouter! Nu! Weg! En niet zonder haar terugkomen! Je ben zo Boskaboutersoep hoor Wouter, zonder Wordtje!”
Met zijn geitenwagen reed Wouter naar de Zwarteberg. Hij keek vanaf de touwbrug naar de bergtop en zag Blod met zijn paard aan het ploegen. In stilte reed Wouter naar de grot en ging naar binnen. Overal lagen opgestapelde kabouterbotten, vergezeld van een rotte geur. Daar vond hij zijn vastgeketende Wordtje en maakte haar snel los. Ze sprongen in de geitenwagen en ze vluchtten. Vanaf de touwbrug keken ze omhoog en zagen ze Blod met zijn paard in galop de berg afdraven. Hij had ze zien vluchten!
“Ah, lieve Wordtje ik weet niet wat gaat komen! Hou je vast kind! Hou je vast!” schreeuwde Wouter.
“Maar ik weet hoe het wordt Papa. Ik weet het wel! Het wordt…”
Plots raakten ze een boomwortel en gingen met wagen en al de lucht in. Op datzelfde moment kwam Blod op zijn paard de hoek om en de geitenwagen viel uit de lucht precies bovenop hen. Die waren op slag dood. Er hing alleen een grote stofwolk en een stilte totdat een “Kraak-piep-tik-schraaaap” rond de bocht kwam. Het was de Boerin met Isje en Wasje die meteen van de fiets afsprongen.
“Ik weet hoe het is” huilde Isje “Alleen samen zijn wij gelukkig!”.
Wasje zei: “En ik weet hoe het was. Samen waren we gelukkig.”
Door de stofwolk verscheen er twee kabouterhoofdjes en hoorde ze een zwak stemmetje trillen, “Ik weet hoe het wordt. Wij leven nog lang en gelukkig.”
heel liederig geschreven, leuk om lezen!